materiaal: tekening

hoogte:
breedte:
diepte:

verzameling
Tags: ,

foto yoni
foto yoni
tekening Yoni

Proza-Poëzie

SCHEPPINGSVERHAAL

Vanaf het moment dat de mens voor God wilde spelen is alle miserie begonnen.
Waarom moest hij in godsnaam bewijzen dat ook hij een klein mensje kon maken?
Daarom heeft God ze uit het Aards Paradijs verjaagd. We hadden het daar zo goed. Niet dagdagelijks op zoek naar eten. Altijd het gepaste weer om in je blootje rond te lopen en vooral; we waren met niet teveel, er bestond geen dualiteit en er was geen tijdsbesef.

Toch heeft hij na de ontluistering ingezien dat er nog basis behoeften zijn die door hemzelf kunnen bevredigd worden. Individueel, eten en drinken en met zijn tweeën, omdat ze complementair zijn, de liefde bedrijven.

Uiteindelijk vinden die twee tegenpolen, man en vrouw, mekaar en dan gebeurt er iets. Ofwel stoten ze mekaar af, ofwel ontstaat er zo’n magnetisch veld dat ze niet meer van mekaar te scheiden zijn. Dan is er sprake van genot en genot geeft extra genot.

Wanneer de kroonjuwelen van het mannetje en het vrouwtje verstrengeld zitten en perfect in elkaar passen, ontstaat er een ontluiking van stamper en bloemkelk. (Tekening 2)
De holte stelt in vooraanzicht het liefdespenseel in werkstand voor, terwijl diezelfde holte (Tekening 1) het werktuig in zijaanzicht voorstelt, met onderaan de genotsknobbeltjes als contragewicht.

De mantel daarentegen van tekening 2, stelt de twee dikke en twee dunne schaamlipjes plus de vagina en clitoris voor. Alles erop en eraan maar dan sterk gestileerd weergegeven.

Vertrekkende van deze samenhorigheid driedimensionaal van ± 60 cm hoog uit te werken, werd een roze marmerblok uitgezocht. Tijdens de afwerkingsfase, het polieren, zou de roze marmerkleur het geheel nog levensechter doen lijken, maar de 6 blokken uit mijn voorraad leken allemaal te lang. Ze zijn ofwel 80cm of 85cm hoog. Zomaar een stuk van 20 cm à 25 cm afzagen, dat doe je zomaar niet, daarvoor heeft moeder natuur veel te lang moeten sparen om zo’n, bijna edel materiaal, samen te stellen. Het volledig stuk marmer zou in ere blijven.

De holte (opening) wordt dan maar langer en smaller, terwijl de testikels verticaal uitgerokken worden. En in vervanging van de vier zwoele lipkes wordt het een diertjesvoorstelling om het wat menselijker te maken, wat het dierlijke in de mens ten goede komt.

De diertjes worden dan twee rechtop staande kevers met golvende dekschilden. Het zou een kniptor worden, want deze leg je op zijn rug en onmiddellijk spant hij zich opwaarts in de vorm van een zadeldak en met een helse knip gooit hij zich onderste boven en vervolgt dan zijn weg.
De menselijke, dierlijke kevers (zie Tek. 3) staan “neus aan neus”, kussen en kijken mekaar recht in de ogen om mekaar niet te verliezen en zeker om de steen niet uit mekaar te laten vallen door de holte die er intussen is ontstaan.
Beide onderstellen spannen zich op en drukken zich plastisch tegen mekaar aan, want ze bedrijven de liefde in stilte. Het onderlichaam van de macho kever, vormt de stevige achterkant van een trekpaard terwijl bij het frêle lieftallige vrouwelijke kevertje, het omgekeerde hartje in permanentie komt te staan.

Intussen, met de vrouwelijke emancipatie hebben wij mannen, weinig of niks meer te zeggen. Zelfs onze bijdrage tijdens de schepping wordt steeds minder op prijs gesteld. Daarom heeft in de versteende voorstelling van het roze marmer, het vrouwtje het piemeltje en het mannetje het spleetje. De schakelaar/clitoris of lichtschakelaar staat centraal en wie heeft nu wie ontstoken?

Door deze ruimte of opening die er is ontstaan tussen de twee kevers, creëer je filosofisch ademruimte en komt de verlichting of het inzicht naderbij. Want als je de lichtschakelaar weet te bedienen, ontsteek je het licht in de duisternis en zie je een probleem voor de voeten liggen. Ofwel is het dan geen probleem en analyseer je dit voorval, tot het geen probleem meer is. Je legt het opzij en gaat spiritueel verder in je leven. Dan heb je de situatie door. Ofwel raap je het probleem op. Je gaat er niet omheen en tracht tot inzicht te komen en gaat dan pas verder.

Ook wanneer het licht niet wordt ontstoken, ligt er iets voor je voeten. Je ziet het niet want je bent er blind voor en je wil verder stappen en valt.
Tot drie – vier maal toe, loop je met je kop tegen de muur, tot je het door hebt.
Tot je tot inzicht bent gekomen. Je maakt zelf iets levend wat dood was (je was psychisch dood). Nu leef je en wordt nu niet meer geleefd. Nu pas kan je door de opening,door het canvas of venster heen naar de wereld, naar jezelf kijken en vooral van op een afstand. Je gaat relativeren en zelfs dulden dat we weliswaar toch met tevelen op deze aardbol rondlopen. Door de dualiteit te transcenderen (niet in zwart-wit), ga je de verschillende grijstinten met al zijn varianten leren ontdekken. Je kan zelfs in degradaties in opwaartse en neerwaartse volgorde gaan dromen. Zelfs de avondschemering wordt dan kleurrijk.

Zo ook met de centrale verlichtingsschakelaar, het pietluttige knobbeltje in de roze marmer tussen het mannetje en het vrouwtje. Zolang wij mannen dit nog mogen koesteren weten we, dat dan pas de tuin van Eden open gaat en wordt alles bespeelbaar. Maar hoe lang nog?
Of zitten we nu al op een keerpunt? En beginnen we te denken om terug te keren naar ons voorhistorisch hol, want de geschiedenis herhaalt zich. Om dan te mijmeren, wat hebben we fout gedaan. Of geven de vrouwtjes ons enkel dat schuldgevoel?

Jef Van Leeuw