materiaal: brons

hoogte: 38cm
breedte:
diepte:

verzameling
Tags: ,

foto uil
foto Uil

Proza-Poëzie

KERKUIL FESTIJN

Tijdens een bezoek aan en in mijn atelier stelde een paar mensen voor om voor hen iets te beeldhouwen. Ze wisten nog niet wat en zouden nog eventjes rondkijken en genieten in mijn tuin. Hun aandacht viel op een wit-geelachtig blok in albast van ą 35 kg. Door het zonlicht scheen hij van een glasachtige samenstelling te zijn.

Alabaster

Naam; van het Latijnse albus = wit. Het is een koolzuurhoudende Calciumvarieteit, die vanwege zijn mooie zijdeachtige glans en zwakke doorschijnendheid al vanaf de oudste tijden tot beelden verwerkt wordt. Ook werden de beroemde zalvings oliekruikjes uit de Orient van Albast gemaakt. De kleur is wit tot cremewit. De steen wordt als medicijn en als amulet gebruikt vooral rond de Middellandse Zee, tegen verzwakking van het beendergestel vanwege de kalk. In poedervorm tegen een ontstoken neus en bij chronische hoofd- en maagpijnen alsook om etteringsprocessen tegen te gaan. Hiervoor wordt het nog gebruikt in de homeopatische geneeskunde. Als amulet munt de steen uit door het grote absorbtievermogen.

De vrouw van het koppel was het meest geīnteresseerd dat uit die blok en niks anders, iets tevoorschijn zou getoverd worden. Wel lagen er nog een tiental andere blokken van witte, groene en roze marmer. Het was vooral de kleur en het lichtspel in de blok die haar aansprak.

Wat zat er nu in de steen? Na een tijdje van vraag en antwoordspel kwamen we terecht in het dierenrijk en daar de dame graag met literatuur omgaat was de link vlug gelegd. Het fluweel geelachtige gesteente stelde een uil voor.

Een uil van hier met dezelfde kleuren als de steen. Een kerkuil met de grote opengesperde ogen. Een nachtdier dat in dagproporties zou uitgewerkt worden. Voor mensen die overdag werken en die zich in het donker machteloos voelen, is de nacht steeds een bron van verschrikking en angst geweest. Sinds de grijze oertijd heeft de mens schrik gehad voor de duisternis en voor het leven dat zich in het duister afspeelt. Zijn verbeelding heeft de duistere machten, de toverheksen, de spoken, de afgrijselijke en duivelse schepsels verhonderdvoudigd en het bijgeloof en de nachtelijke haat hebben zich gekristalliseerd in de nachtdieren.

Die duizendjarige angst zit diep in ons instinct geworteld en daardoor is het zo lastig een einde te maken aan de rampzalige faam die de nachtvogels bezitten. Het feit dat de uilen roofvogels zijn verandert niets aan het feit, integendeel, want het is een eigenaardige paradox dat de mens, die dikwijls doodt en vernietigt zonder noodzaak, een smaad werpt op dieren die doden om in leven te kunnen blijven. Ze zijn nu eenmaal rovers doordat ze zijn uitgerust met een haaksnavel en schrikwekkende klauwen.

Wat opvalt bij de kerkuil is de zeer grote kop en de stand van de ogen, die net als bij de mens vooruit kijken. Dit is voor het zicht in het donker. Ze bezitten een buisvormig, gekoppeld gezichtsapparaat met een zeer grote gevoeligheid, maar dat totaal onbeweeglijk is. Ze zijn gevoelig voor de geringste hoeveelheid licht, die ze versterken en kunnen hun pupillen maximaal verwijden in de duisternis. Bij dag worden deze zeer nauw samengetrokken om verblinding te voorkomen. De gezichtshoek is wel zeer beperkt, maar het hoofd draait met driekwart van een cirkel. De rijke fluweelzachte en soepele vedertooi laat toe dat de wrijving van de pluimen wordt gedempt.

De grote slagpennen die op de lucht slaan zijn afgeboord met een soort kam die ze volledig geruisloos maakt. De grote schijven om de ogen wijzigen naargelang de gevoelsreacties van de vogel. Volledig open op jacht, terwijl bijna dicht tijdens slaapperiodes.

Ik zag de uil al bijna helemaal zitten toen ik het blok op zijn zijkant legde. Het onderwerp beviel me misschien op dat moment wel meer dan bij de opdrachtgevers. Tijdens mijn vorig leven, moest ik regelmatig in de kerk werken met vader; keren, schuren, stof afnemen en veel op de kerkzolder vertoeven. In en om de kerktoren zaten mijn vrienden: de uilen. Mijn jeugd flakkerde weer helemaal op. Gans de film flitste voorbij en ik was weer de bengel van toen. Mijn enthousiasme werkte aanstekelijk en ik mocht beginnen.

Het blok had ongeveer de vorm van een schild van een schildpad en daarom zocht ik de meest volle en hoogste kant op voor een ietsje gebolde rug. Daardoor zou er een groot deel moeten van weggehaald worden aan de voorkant en zou 50% waardeloos zijn. In plaats van hoog en rank op zijn poten te zitten, nam ik het besluit hem te laten rusten op zijn onderpoten of ellebogen. Hierdoor kon ik hem op ware grootte uitvoeren, wat een extra dimensie geeft en voorkwam ik een zwak punt in de steen. Hier zou vroeg of laat een breuklijn ontstaan bij het verplaatsen. Waar zouden nu de onderpoten moeten op rusten?

Een verouderde, afgezaagde dennenstam vol barsten. Hier zouden de scherpe klauwen zonder gekwetst te worden in wegzakken. Aanpalend aan het gesimuleerde hout had ik nog steen zitten om hierin een jonge, dode rat te voorzien. Om de symmetrie van het uilenlichaam te doorbreken draai ik even het hoofd naar links, wat veel sterker overkomt.

De uil is pas neergestreken aan de buitenkant van een dennenbos op een vermolmde dennenstronk en werpt het pas gevangen jonge rattenlichaam voor zich uit. Hij kijkt eventjes naar links met van die echte grote uilen- of schrijversogen, of zijn het lezersogen? Buigt lichtjes door zijn poten om de prooi tot zich te nemen. Hij is dan zeer alert.

Nu nog de oogbollen polieren waardoor hij helemaal tot leven zal komen wanneer de zon op zijn achterhoofd schijnt.

Hoe beter je de uil leert kennen, hoe meer je, je aangetrokken voelt om hun hoogst eigenaardige leven nader te bestuderen en ze te beschermen. Het is de nachtvogel die het nauwst in contact met de mens leeft en daardoor ook degene die het slachtoffer is van het ongerijmde bijgeloof.

Deze kerkuil in albast is bijna echt, maar zal met zijn gesnuif, zijn geblaas en zijn scherpe kreten niemand in zijn slaap kunnen verstoren, waardoor er geen ziekelijke verbeelding op hol kan gebracht worden.

Jef Van Leeuw