Proza-Poëzie

Als inwoner uit hartje Kempen heeft de zee mij in mijn jeugdjaren nooit heel erg geboeid. Dat komt omdat de mutualiteit elke zomer voor de toen 11-12 jarigen een gedwongen zeereis naar Den Haan aan zee hadden uitgestippeld. Er was daar steeds veel wind, veel regen en veel te veel leeftijdgenootjes. Toen al wist ik dat ik geen kuddediertje zou zijn.

Als het weer het dan toch toeliet om pootje te baden, mochten we veel op het strand wandelen, echter tot op een afstand van 10 meter van de waterlijn. Ik keek dus maar gefascineerd naar het schuimende zeewater. Erg, heel erg was dat. Om het tijdje aan zee dan toch aangenaam in te kleuren, werden er schelpjes, heel veel schelpjes geraapt. Later werden de kilo’s aanspoelsel thuis gesorteerd en vervolgens opgeborgen in diverse lege schoendozen.
Bij het verlaten van het ouderlijk nest werden ook de dozen met jeugdsprokkels mee verhuisd naar een zolder ergens in de voorkempen.

Eerst veel later heb ik de zee echt beginnen ontdekken en waarderen. In Frankrijk en Spanje speelde de temperatuur natuurlijk ook mee en was “het vlees” bijgevolg ook goedkoper.

Wanneer ik nu de kans heb om een dagje zee mee te pikken, ben ik daar steeds voor te vinden, maar dan om minstens een uur kopje onder te gaan in onze zoute Noordzee. Hoe meer wind, hoe liever. Regen : dan zeker het water in, want nat ben je toch. En dan… weer schelpjes zoeken ; steeds het kinderlijke wakkermaken en -houden.

Dit jaar vroeg een joint-venture van een Vlaamse en Nederlandse galerie mij om samen met enkele andere beeldhouwers op de promenade van het strand van Knokke tentoon te stellen. De gepresenteerde werken zouden op sokkels komen van 1,20m hoog met een oppervlak van 1m x 1,4m. De creatie moest minstens 1,5m hoog zijn.Van die hoogte kon ik wel enkele werken in polyester presenteren, maar dat was niet toegestaan ; enkel duurzame materialen was de opdracht.

Onmiddellijk zag ik de witte marmeren dolfijn van 1 meter hoog – voordien al uitgebeiteld – op een ingebeelde schuimkoppige zeegolf uittorenen. Echter, een ander marmerblok prijsgeven omwille van een gesimuleerde golfslag, dat is veel te eenvoudig. Het kleurenpalet van de ondersteunende marmer moest immers deels overeenstemmen met die van de dolfijn.

Een afgeknotte pyramide, ooit moeizaam meegezeuld vanuit het mekka van het marmer, Italië, zou het worden. Hier was een basis van 100cm bij 85cm ; met een hoogte van 70cm plus de dolfijn, geeft dat meer dan 150cm. Al de ideeën die ik in de voorbije jaren ooit voor dat blok had gekoesterd waren opeens niet meer beschikbaar. Dus maakte ik maar van mijn hart een steen (!) en begon ik heel geconcentreerd te denken aan een zo geslaagd mogelijke integratie voor aan zee.

De chaos in mijn achterhoofd goed door elkaar geschud, en plots vielen de schoendozen open en alle netjes gesorteerde schelpjes vielen op mekaar in de vorm van een pyramide.

Voorzichtig heb ik enkele mooie exemplaren dicht tegen en op elkaar gekleefd met propjes Plastiline in de vorm van de marmeren blok, maar dan in mini-uitvoering.
Pas dan ga je die mooi gevormde natuurschepseltjes bekijken en betasten. Sommige vormen van schelpen, zoals het alikruikje of het “caracoletje” draait en blijft draaien om zijn as. Het grijsgroene hoedje dat steeds op de stenen van de golfbreker te vinden is, doet denken aan het tentzeil van een oude paardjesmolen. Kokkels zijn expressief in de vorm van “doubletten” (twee aan elkaar gehechte schelphelften) en Amerikaanse mesheften zijn dan weer interessante vormen om de bovenzijde van de afgeknotte pyramide mee af te lijnen.

De openingen die er ontstaan tussen de niet-homogene vormen van de grotere schelpen worden dan opgevuld met wenteltrapjes, fuikhorens, drijfhorentjes en wadslakjes. Ik kan het niet nalaten om er enkele fossielen in te verwerken ; het gaat immers om een steen. In principe zijn het allemaal vergane schelpjes die met een zijde aan het marmerblok gevangen zitten, klaar om af te brokkelen en hun eigen leventje te leiden.

Op een formaat van 1/8 van het marmer heb ik dan een ruwe vorm (of maquette) geboetseerd om enkele moeilijke vormen van schelpen in de vingers te krijgen.

Het rijpingsproces is nu klaar ofwel, de “creatie” is af. Nu nog het overtollige materiaal uit het marmer wegkappen. Ongeveer 200 moeizame doorgedreven uren hebben mij in de ban gehouden en in totaal zijn er 27 nieuwe schelpen en/of fossielen ontstaan in de vorm van een fossielenblok.

Wanneer nu de vis wordt gescheiden van het blok… niet getreurd. Er wordt dwars door het marmer heen geboord om zo water onder druk aan de bovenkant te doen opborrelen en het vervolgens glibberig over de schelpenkopjes heen zachtjes te laten afvloeien. Dan pas komt het marmer tot leven en wordt het – als toegepaste kunst – een fontein.

Behalve de hoogdagen van zonnecultus zijn er nog veel andere leuke ontdekkingen aan onze Belgische kust !

Jef Van Leeuw